Wie zorgt voor sterke netwerkorganisaties in zorg en welzijn?
Door : Stef Steyaert & Filip De Rynck
Door : Stef Steyaert & Filip De Rynck
Van aanbod naar vraaggestuurd
De zorgraden in de eerstelijnszones; de netwerken geestelijke gezondheid; ‘1 Gezin – 1 Plan’; Huizen van het Kind; Overkophuizen; het Geïntegreerd Breed Onthaal… Het zijn stuk voor stuk voorbeelden van lokale netwerken die mensen uit welzijns- en zorgorganisaties samenbrengen om te werken aan een meer geïntegreerde zorg en ondersteuning. Het zijn ook indicaties van de omslag van een aanbodgestuurde zorg (organisaties bieden hun specifieke zorgdiensten aan) naar vraaggestuurde zorg (de zorgvrager staat met zijn/haar integrale zorg- en ondersteuningsvragen centraal).
De omslag komt er omwille van een reeks elkaar versterkende factoren. Omdat burgers en hun omgeving kritischer worden over de kwaliteit van de zorg. Omwille van de toenemende vergrijzing en de betaalbaarheid van de zorg. Om de verkaveling tussen preventie, eerstelijnszorg en gespecialiseerde zorg in het zorg- en welzijnslandschap tegen te gaan, met inbegrip van de verdeling van bevoegdheden en verschillende beleidskeuzes binnen en tussen overheden, ook in het lokale sociaal beleid.
Maar ook als gevolg van de verkorte opname in ziekenhuizen en door het inzicht bij mensen die in zorg en welzijn werken dat zij vaak maar een stukje van de zorgpuzzel zijn en dat samenwerking ook voor de efficiëntie van het eigen aanbod meer aangewezen is. Achterliggend bij deze netwerkvorming zit de idee dat meer samenwerking en integratie leidt tot kwaliteitsvollere, beter op de burger afgestemde zorg en ondersteuning.
De uitdagingen en kansen van netwerkvorming in de Vlaamse zorg
Alle hierboven opgesomde netwerken zijn het gevolg van overheidsinitiatief. Ze tonen dat de netwerkgedachte in de zorg hoog op de beleidsagenda staat. Dat is positief: de kaderstellende rol van de overheid en het faciliteren van netwerken vanuit de overheid is cruciaal. Maar de samenwerking gaat niet vanzelf: het erkennen van de afhankelijkheid van andere professionals en organisaties in zorg en welzijn om vanuit het perspectief van de cliënt en naasten tot betere afstemming van zorg en ondersteuning te komen, botst met de traditie van autonomie van en de concurrentie tussen de professionals en organisaties in zorg en welzijn, met de complexe bevoegdheidsverdeling in ons land en met de aparte financiering en erkenning van organisaties door de overheid.
Deze omslag naar netwerkvorming zit in Vlaanderen nog maar in een eerste fase. Het is onrealistisch om daar op korte termijn te veel van te verwachten. Dergelijke transitie vergt aanpassing van velen en van veel en dat vergt tijd. De tradities van een centraal aangestuurd kader met aparte sectorale financiering verander je niet zomaar in een goed geölied decentraal systeem gebaseerd op sectoroverschrijdende integratie rond lokale zorg– en ondersteuningsvragen.
De transitieproblemen zijn aanzienlijk. We mogen wel vragen, met een grote empathie voor de inzet van velen in deze netwerken, om de evolutie naar meer netwerking goed op te volgen, te evalueren en lessen te leren voor een betere netwerkorganisatie. De zorg moet efficiënter en meer geïntegreerd, dus moeten ook de netwerken die deze ambities ondersteunen efficiënt en effectief zijn.
Netwerken in ontwikkeling
Er zijn nu een aantal netwerkachtige platformen waar de kwaliteit van zorg en ondersteuning bespreekbaar wordt, waar samenwerking wordt afgetast en uitgeprobeerd. Het vergt tijd om elkaar te kennen en te begrijpen, om de wederzijdse afhankelijkheid zichtbaar te maken, om de bereidheid tot samenwerking te testen, tijd om innovatieve vormen van geïntegreerde zorg en ondersteuning uit te proberen.
Netwerking in de zorg is immers meer dan 1 (zorg/welzijn) + 1 (zorg/welzijn) optellen. De processen in de netwerken zijn in deze fase even belangrijk als de prestaties van de netwerken in de relatie met de zorgvrager. Er is ook tijd nodig voor organisaties om zich intern aan deze netwerking aan te passen: dat vergt herschikking van personeel, een andere organisatiecultuur, aanpassing van de interne processen.
Zowel die processen binnen de netwerken als binnen de organisaties zijn voor de samenwerking cruciaal. Dat dieptezicht op die processen moet onderdeel zijn van ons oordeel over netwerken in zorg en welzijn.
Het samenspel tussen formele structuren en informele praktijk
Nog een ander dieptezicht is nodig. De meer geformaliseerde netwerken die we hierboven opsomden, kenmerken zich overwegend door het samenbrengen van vertegenwoordigers van zorgberoepen (dokters, thuisverpleegkundigen,…) en zorg- en welzijnsorganisaties. Een boeiende vraag is met welk mandaat zij in die netwerken zitten: welk mandaat krijgen zij vanuit hun eigen organisatie, welk mandaat bouwen ze op vanuit de kennis die ze in het netwerk opdoen en hoe gaan zij om met de dubbele loyauteit, deze naar hun eigen organisatie en naar het netwerk?
Hoe actiever de eigen organisatie met de transitie richting meer integratie van zorg evolueert, hoe sterker dat mandaat ook kan zijn. Vanzelfsprekend is de netwerking op dat niveau belangrijk omdat het tot afspraken kan leiden tussen zorgberoepen en zorg– en welzijnsorganisaties die voor alle cliënten in een bepaald gebied impact kunnen hebben. Maar de netwerking valt niet samen met wat deze gemandateerden met elkaar afspreken.
Maar we mogen onze blik niet beperken tot deze meer geformaliseerde netwerken. In het veld rond de cliënten zijn de veldwerkers van deze zorgberoepen en zorg– en welzijnsorganisaties actief. Dat zijn de huisartsen en psychologen, de zorgkundigen, gezinsondersteuners en contextbegeleiders, de maatschappelijk werkers en ergotherapeuten… die direct met cliënten en hun omgeving in fysiek contact staan. Zij vormen als het ware de meer informele netwerking. Zij zoeken werkbare oplossingen vanuit hun eigen inbreng en in contact met deze andere veldwerkers.
Deze, vaak van onderuit gegroeide netwerken, zijn actiegericht en steunen op gedrevenheid en enthousiasme. Soms realiseren ze doelstellingen van de vergadertafels van de formele netwerken. Soms zijn ze geholpen door de afspraken in die netwerken, soms werken ze in weerwil van wat in formele netwerken (niet) gebeurt. Soms gaan ze lijnrecht in tegen de formele netwerken en de wettelijke kaders en procedures waarin deze (moeten) functioneren.
In de leerfase waarin we ons nu bevinden is dus meer aandacht nodig voor de koppeling tussen informele en formele netwerken, voor de communicatie en de interactie tussen beide.
Diverse zorgnoden vragen om een flexibele netwerkaanpak
De behoeften op het vlak van welzijn en zorg en op het kruispunt van beide omvatten een grote variatie aan noden en aan doelgroepen. Jongeren op zoek naar ondersteuning voor hun geestelijke gezondheid vergt een andere netwerking dan deze voor zorgbehoevende ouderen die thuis worden verzorgd. Zorgproblemen staan soms niet los van de woonsituatie, van de gezinstoestand, van financiële problemen, van verslavingsproblematiek…
Veel soorten doelgroepen en veel soorten problematieken laten zich niet in één netwerk vatten. En in de leerfase waarin we ons nu bevinden is een zekere overlap of schijnbaar dubbel werk tussen netwerken daarom niet eens zo erg. Waar in het ene netwerk wordt over gepraat, maar niet gebeurt, wordt misschien wel opgenomen door een ander netwerk, zelfs met ongeveer dezelfde deelnemers.
Uit onze tweedaagse halen we ook lessen die voor de overheden op federaal, Vlaams en lokaal niveau nuttig zijn. Het is voor iedereen duidelijk dat de overheid een belangrijke kaderstellende en faciliterende rol heeft te spelen in de zorgnetwerken. Maar dit vergt ook van de overheid reflectie over haar eigen rol, aanpassing en transitie.
De hybride rol van de overheid
De centrale overheid speelt ten aanzien van lokale netwerken een hybride rol: ze omarmt enerzijds het netwerkconcept maar vat dat vaak nog in een centralistisch, uniform en administratief kader. Netwerking is per definitie maatwerk en toch zien we dat bijvoorbeeld de zorgraden in de eerstelijnszones in een strak uniform kader moeten passen voor samenstelling, werking en organisatie.
Een kaderstellende overheid maakt kaders voor de lokale netwerking maar houdt afstand van al te operationele uitwerking. Dat is ook een boodschap aan de zorgorganisaties die soms zelf aandringen op strakke instructies vanuit de centrale overheid om zichzelf een plaats te garanderen of om te beletten dat de lokale netwerken al te veel verantwoordelijkheid zouden krijgen die te zeer in hun autonomie ingrijpt.
Leren en bijsturen voor een effectievere zorg
Het voordeel van een veelheid van door de overheid gemandateerde lokale netwerken is dat we kunnen leren uit de verschillende systemen van aansturing door de overheid. Voor de netwerken geestelijke gezondheid bijvoorbeeld is de vrijheid van lokale organisaties en voor het netwerk veel groter, de begeleiding vanuit de centrale (federale) overheid veel actiever en veel meer op leren en bijsturing gericht dan dat het geval is vanuit de Vlaamse overheid voor de zorgraden.
Maar ook hier past de nodige nuance want specifieke dossiers (cfr. de recente case van urgentiepsychiatrie) tonen soms dat autonomie in spanning staat met politieke agenda’s. En de Vlaamse praktijk voor de relatie met de Huizen van het Kind en de Overkophuizen is dan zelf ook weer anders en leerrijk.
Die systematiek van leren en bijsturing bij overheden kan nog veel beter dan nu. Dat vergt ook transitie bij de overheid en de selectie van personeel dat beschikt over de nodige competenties om in interactie met de lokale netwerken met die leerprocessen om te gaan.
Voorbij sectorale financiering en kortetermijnprojecten
Mede omwille van en de druk vanuit de belangenverhoudingen in de zorg is de keuze van overheden voor de netwerking nog vaak halfslachtig. Er moet horizontaal en dus geïntegreerd genetwerkt worden, zo klinkt het toch in overheidsteksten, maar dat moet wel gebeuren binnen de bestaande verticale sectorale organisatie, sectorale financiering en sectorale procedures.
Leren uit netwerking houdt daarom ook een transitie in naar integrale organisatie en meer geïntegreerde financiering. Een belangrijke hefboom is de gedeeltelijke financiering van de zorg en ondersteuning op netwerkniveau omdat het zorg– en welzijnsorganisaties op netwerkniveau financieel van elkaar en van de prestaties van het netwerk afhankelijk maakt.
Transitie naar netwerking vergt tijd. Met een korte termijnaanpak op basis van tijdelijke en kortlopende projecten komen we er niet. Het is belangrijk dat de overheid inzet op duurzame netwerking, op een langetermijnperspectief, op kansen tot groeien en bijsturing. In het projectformaat past dit allemaal niet.
Het belang van de stem van de zorgvrager
De netwerken in zorg en welzijn worden in deze fase sterk door professionelen gedragen. Netwerking houdt het gevaar in van geslotenheid en uitsluiting. Lastige organisaties of personen krijgen geen toegang. Er kan een werkbare consensus groeien tussen die professionelen, waarbij zij zich goed voelen, maar de cliënten en naasten niet.
Want dat is wellicht de meest lastige vraag in deze fase van de netwerking: wat vinden de gebruikers of cliënten en naasten daarvan? Vaak bevinden zij zich alleen al vanuit hun zorg– en ondersteuningsbehoeften in een afhankelijke positie die het vrij spreken en vrank oordelen hindert. Het zorgt ervoor dat we niet goed weten welke netwerken goed werken en welke niet.
Het aanvoelen is zeker dat er te veel netwerken zijn omdat die te zeer vanuit aparte domeinen worden opgezet maar welke netwerken er nu op dit moment ‘te veel’ zijn of niet goed werken, daarop hebben we geen goed zicht.
De wetenschappelijke uitdaging
Ook voor de wetenschap over netwerken is dit een lastig punt: hoe brengen we de stem van de cliënten en naasten in de (permanente) evaluatie van zorgnetwerken? Dat komt niet door één toverformule, maar eerder door een combinatie van algemene openheid en openbaarheid. Door meer en betere publieke verantwoording, ook in de sfeer van de volksvertegenwoordiging op centraal en lokaal niveau.
Maar ook door een betere interactie tussen zorg– en welzijnsorganisaties en organisaties die voor cliënten en naasten opkomen. Door een sterke betrokkenheid van de informele netwerken in het veld, zowel binnen de zorg– en welzijnsorganisaties als in de formele netwerken. Zeker hierover hebben we nog veel te leren.
Een speciale dankbetuiging aan…
Deze reflectietekst werd mee mogelijk gemaakt door de waardevolle inbreng van alle deelnemers aan onze tweedaagse Summer Academy:
Dirk Broos, Luc Deneffe, Rudy Dewin, Jo Gommers, Sjoert Holtackers, Cedric Kemseke, Pieter Lanckman, Waut Nickmans, Veerle Nys, Eric Nysmans, Natalie Schutyser, Bart Tirez, Veerle Umans, Leen Van Zele & Tom Wouters
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief, en ontvang elke maand een nieuwe dosis inspiratie in je inbox!
Project rond valpreventie vermindert valrisico voor bewoners van WZC Frederickxhof
Woonzorgcentrum? Schrijf je in voor het Tubbe-organisatiemodel!
Lezing door Damiaan Denys op de startconferentie van UPC Duffel
Wie zorgt voor sterke netwerkorganisaties in zorg en welzijn?
Strategische beleidsplanning: meer dan een plan op papier
Innoveren in je dagelijkse praktijk
Gratis download – Netwerken in zorg en welzijn
Van huisartsenpraktijk naar interprofessioneel samenwerken
Van crisis naar vertrouwen: een nieuw begin voor teams en leiders
Zorg als fundament voor morgen: de inspiraties achter het Caruna-traject
Een aparte kijk op verandermanagement
Een sterker preventief gezondheidsbeleid in Vlaanderen en Brussel
Rouwsensitief leiderschap: de sleutel tot een veerkrachtige en warme zorginstelling
Waarom rouwbewustzijn een gamechanger is voor jouw woonzorgcentrum
Kleinschalig genormaliseerd wonen in woonzorgcentra: dilemma’s en mogelijkheden
Community Based Hospital: De toekomst voor regionale ziekenhuizen
Groepsprocessen en groepsdynamiek in zorg en welzijn: Samen sterker
Verslag van de Socius trefdag 2024: Welzijn en cultuur onlosmakelijk verbonden?
Project rond valpreventie vermindert valrisico voor bewoners van WZC Frederickxhof
Woonzorgcentrum? Schrijf je in voor het Tubbe-organisatiemodel!
Lezing door Damiaan Denys op de startconferentie van UPC Duffel
Wie zorgt voor sterke netwerkorganisaties in zorg en welzijn?
Strategische beleidsplanning: meer dan een plan op papier
Innoveren in je dagelijkse praktijk
WhoCares?
coöperatieve vennootschap
Brussel:
Cellebroersstraat 16B – 1000 Brussel
Leuven:
Maria Theresiastraat 123 – 3000 Leuven
WhoCares?
coöperatieve vennootschap
Brussel:
Cellebroersstraat 16B – 1000 Brussel
Leuven:
Maria Theresiastraat 123 – 3000 Leuven